Ambtisme
Geschreven op 7 okt. 2010
Mijn vorige stukje over FSC-hout heeft diverse reacties opgeleverd. Ik trek nog geen definitieve conclusie maar voorlopig ben ik hierdoor gesterkt in de opvatting, dat het goed bedoelde beleid te theoretisch is en onvoldoende rekening houdt met de weerbarstige uitvoeringspraktijk.
Het meest eenvoudige zou zijn geweest om FSC-hout wettelijk verplicht te stellen. Maar, zo vertelde de milieudeskundige, daar is landelijk geen draagvlak voor. En dus is een stelsel van certificering en toezicht in het leven geroepen. Het levert banen op voor degenen, die het stelsel bemensen, maar ik kan me voorstellen dat kleinere ondernemers zuchten en steunen. Vanwege de kosten én de moeite: de richtlijnen voor het verkrijgen van de FSC-STD-40-004 certificering zijn alleen verkrijgbaar in het meest stugge, taaie Engels dat je je maar kunt voorstellen. "So what?", zegt de ambtenaar, die het beleid verdedigt: "Er is ook groepscertificering mogelijk. Dat is goedkoper en dan kunnen de bedrijven samen iemand inhuren, die vaker met dat bijltje gehakt heeft." Waarop de middelgrote ondernemer naar voren brengt, dat groepscertificering alleen is toegestaan voor bedrijven met maximaal vijftien personeelsleden en dat de hele groep geschorst wordt als één van de leden bij een misstap geschorst wordt. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de omstandigheid, dat er in Nederland niet genoeg FSC-hout op de markt is voor iedereen.
Het aanvankelijke beleid is niet van het ambtistisch bureaublad losgekomen en mist daardoor de aansluiting bij wat mensen meemaken. Ik ben blij, dat ik als raadslid tenminste het verschil tussen houtbewerkers en houtgebruikers heb kunnen aanbrengen.
Wat hierboven aan de hand van één kwestie aan de orde wordt gesteld, speelt straks voor veel meer onderwerpen als de ontwerp-begroting 2011 naar de raad gaat. Dan zal voor de hele stad duidelijk worden welke opgaven er liggen om de komende jaren rond te komen van een krapper budget. Ik zie daar niet tegenop. Ik denk dat het mogelijk is om bijvoorbeeld in het jeugd- en jongerenwerk geld uit te sparen én de kwaliteit te verbeteren door strakker met elkaar samen te werken en niks dubbel te doen. Maar dat lukt alleen als de raad ervoor zorgt, dat de praktijkervaring van burgers en organisaties voldoende invloed heeft bij de inhoudelijke uitwerking van de begroting. De raad moet dat niet overlaten aan het college van burgemeester en wethouders en hun ambtenaren. De raad moet zelf in debat met de stad en zorgen dat er een goed verhaal komt, dat past bij de begroting. Daarvoor ís de raad.