Bestuurders
Geschreven op 25 okt. 2011
Wethouders en burgemeesters vallen grosso modo in twee categoriën uiteen. Sommige doen me denken aan de botsautootjes op de kermis; bij anderen krijg ik het beeld van de mamoettanker voor ogen.
De meeste bestuurders zijn kermisklanten: ze hebben van zichzelf geen visie. Ze laveren wat tussen de belangen van anderen door en als het een beetje meezit, heb je er als gemeente een beetje voordeel van en weinig nadeel. Ze komen en gaan.
Sommige bestuurders hebben wíl een visie en weten daarmee een blijvend stempel op hun stad of dorp te drukken. Jaap Warners was zo’n bestuurder omdat hij als wethouder milieu en duurzaamheid een koers heeft uitgezet, die door Gouda nu nog steeds wordt aangehouden.
Zijn huidige opvolger Wendy Ruwhof treedt op waardige wijze in zijn voetsporen. Wendy Ruwhof heeft bovendien de zeldzame kwaliteit, dat zij zich niet uit het lood laat slaan door de bezuinigingen. ‘Wat kan nog wél’, zou haar lijfspreuk kunnen wezen.
Als ik íets dom vind, dan zijn het de bestuurders die verkondigen, dat ze geen visie hebben omdat ze geen geld hebben. Geld is nooit leidend, geld is een middel. Daarom zijn goede boekhouders doorgaans ook slechte bestuurders. Voor hen is de sluitende begroting vertrekpunt en einddoel tegelijk en wat daartussenin gebeurt, is hen om het even.
Maar meest van al een plek in de eeuwige Hall of Shame verdienen de bestuurders, die niet zonder deals in achterkamertjes kunnen. Wandelgangen en netwerkbijeenkomsten zijn prima: daar worden de gesprekken gevoerd, die voorbereiden op het openbare debat. Maar geheim gekonkel is de dwaalgang van de zwakkere bestuurder.
Ik voorspel een uiteindelijke opname van Wim Cornelis in de Hall of Fame. Mensen hebben doorgaans een kort bestuurlijk geheugen en zijn daarom vergeten hoe hij de stad aantrof: Gouwenaars hadden toen het gevoel, dat de hele en halve criminelen de boel hadden overgenomen. Niemand meent nu nog, dat criminelen hier de dienst uitmaken. Integendeel: de meesten zijn scherp in beeld en worden duidelijk op afstand geplaatst van de rest van de samenleving. In lijn daarmee is de bestrijding van de harde kern gerichter en mag het buurt- en clubhuiswerk zich weer concentreren op de mensen, die zich wél weten te gedragen.
Dat komt allemaal omdat Wim Cornelis van de grond af een goed veiligheidsbeleid heeft opgebouwd. Hij houdt over lange jaren steeds dezelfde doelen voor ogen en besteedt heel veel aandacht aan de uitvoering en aan het telkens maar weer bijsturen. Doorgaans zijn Nederlandse bestuurders meesters in het organiseren van beleid en slordige klungelaars bij de uitvoering ervan. Wim Cornelis is een positieve uitzondering, hoeveel de stuurlui aan wal ook het tegendeel beweren.
De kroon op goed bestuurswerk is een afscheid op het juiste moment. Zoals Jaap Warners indertijd zei: “Wij zijn allen slechts passanten.” Het belang van de stad overstijgt het persoonlijke belang van de bestuurders. Dat geldt ook voor Wim Cornelis nu een dezer dagen zijn ontslagbrief bij de Commissaris van de Koningin ligt en daarmee het startschot klinkt voor de zoektocht naar een goede opvolger. ‘De koning is dood, lang leve de koning ... of koningin!’