Hoog tijd voor volkshuisvestingsplan
Lokaal Bestuur, oktober 2002
Nederland is niet vol, het is klein. Daardoor heeft Nederland buiten zijn bebouwde kom relatief en absoluut veel minder landbouw- en natuurgebied dan Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk. De bebouwde kom zelf is qua inrichting vergelijkbaar. Het enige significante verschil tussen de Randstad en bijvoorbeeld München of Parijs met hun voorsteden, dat is de verregaande ontoereikendheid van ons openbaar vervoer.
Het streven tot behoud van de open ruimte is prima zolang het bevorderlijk is voor ieders woonklimaat. Dat is niet het geval. De verdeling van de overgebleven woonruimte is ongelijk. De hogere en middeninkomens komen nog wel redelijk weg. Die kunnen kiezen voor ruim opgezette, groene en kindvriendelijke woonwijken of - in de grote stad - voor een riant appartement in een wijk waar het nadeel van een hoge bevolkingsdichtheid wegvalt tegen het voordeel van een luxe en goedaangeharkte woonomgeving en de nabijheid van allerhande voorzieningen. Maar huurders met een laag inkomen wonen vaak opeengepropt in kleine en slecht onderhouden huurwoningen. Bovendien vegen we alle sociale problemen op een hoop in de oude, versleten stadswijken.
De problemen in die wijken werden in verkiezingstijd teveel onder de noemer veiligheid geschaard. Ik betwist niet dat er extra politie en herstel van gezag nodig zijn maar door deze overdreven aandacht verdwijnt onterecht de woonsituatie uit beeld. Andersom: wanneer in de oude woonwijken de krotten worden vervangen door nieuwbouw of worden opgeknapt en doorgebroken; wanneer de woonomgeving hoe dan ook wordt schoongehouden, dan zullen de gevoelens van onbehagen en onveiligheid afnemen. Ik stel voor dat de Partij van de Arbeid zich hier sterk voor maakt en een eigen agenda opstelt die meer behelst dan de uitbreiding van het politiekorps.
Kort Haarlem
Wat betreft de concentratie van lage inkomens en etnische bevolkingsgroepen in oude wijken, wil ik een standpunt innemen dat geënt is op mijn eigen ervaring als actieve bewoner van de wijk Kort Haarlem in Gouda. Er is daar een klein buurtje rondom het Pretoriaplein waar allerlei bevolkingsgroepen door elkaar heen wonen: veel Marokkanen en verder Turken, Surinamers, Irakezen, Bosniërs, Somaliërs, etc. De multiculturele samenleving is er de praktijk van alledag. De bewoners maken er zelf weinig ophef over.
De dominante bevolkingsgroep, die de sfeer bepaalt en soms zorgen baart, is van Nederlandse afkomst. Het betreft de blanke achterstand, de bijkans erfelijke armoe. Deze mensen hebben een sterke groepsgeest en geheel eigen omgangsvormen. Zij bezorgen de samenleving overlast maar het komt ook voor dat zij hun armoede en ellende op elkaar afreageren. Toch bieden hun eigen territorium en de familiebanden zoveel bescherming dat zij nergens anders in Gouda willen wonen ook al zijn hun huurwoningen inmiddels urgent aan een opknapbeurt toe. Bij de overige bevolkingsgroepen zie je daarentegen dat zij de buurt verlaten als hun sociaal-economische positie verbetert en de mogelijkheden zich voordoen.
Het buurtje wordt omringd door enkele van Gouda's meest geliefde lanen en singels. De koopwoningen die hier staan, behoren tot de top van de huizenmarkt. De mensen die er wonen en de mensen die rondom het plein wonen, leven wonderwel secuur langs elkaar heen. De onzichtbare muren, waar hoogleraar Samenlevingsopbouw Duyvendak een paar jaar geleden over rapporteerde, die muren kan ik op de plattegrond van mijn wijk haarscherp aangeven.
Enerzijds bespeur ik bij de singelbewoners terechte aversie: de eigen omgangsvormen worden hoger aangeslagen. Bovendien leiden de inbraak en diefstal tot argwaan en duistere vermoedens. Anderzijds zijn er veel van goede wil: als beschaafde mensen gunnen zij elke landgenoot een fatsoenlijk leven en steunen de maatregelen die daartoe strekken. Het algemeen belang is welbegrepen eigenbelang.
Spreiding
Een en ander heeft mij tot het besef gebracht dat spreiding door middel van volkshuisvesting niet realistisch noch wenselijk is. Er is nauwelijks draagvlak voor, niet bij de hoger inkomens noch bij de lagere. In de praktijk geschiedt spreiding door sociaal-economische vooruitgang. De PvdA heeft een goed verhaal over het belang van werk en inkomen en zal het ongetwijfeld blijven afsteken. Maar intussen moet je voorkomen dat de achterblijvers in de probleemwijken verkommeren. En dan keer ik terug naar de opmerkingen aan het begin van mijn verhaal dat Nederland klein is en de woonruimte ongelijk verdeeld. Het streven is erop gericht om de oude woonwijken in Nederland op te knappen en tegelijk zoveel als mogelijk binnen de bestaande bebouwingsgrenzen te blijven. Door zorgvuldiger ruimtegebruik kan je inderdaad een heel eind komen. Maar er is een grens. Er komt een punt waarop wij moeten kiezen tussen het groen en de mensen. Ik kan me indenken dat GroenLinks alle grassprietjes heilig verklaart. Ik kan me niet indenken dat de PvdA niet kiest voor de mensen. Toch is dat de afgelopen regeerperiode gebeurd. In de discussies rondom de 5 de nota ruimtelijke ordening prevaleerde de zorg om de natuur. Ik bepleit daarom een accentverlegging. Ik stel voor dat wij slechts groene contouren nastreven en het idee van de rode bebouwingscontouren loslaten. Wij moeten het verhaal brengen dat mensen van ons verwachten en dat verhaal gaat op de eerste plaats over de mensen, over hoe zij wonen, werken en leven. Wij moeten ophouden om de ruimtenood af te wentelen op de lagere inkomens. Iedereen mag wonen waar hij wil in de woning die hij kan betalen. De overheid staat borg voor goede volkshuisvesting overal. En reserveert daarvoor ruimte.
Huren
Op een landelijke partijbijeenkomst in de aanloop tot ons congres over het verkiezingsprogramma werd er een ronde gehouden over "fiscale maatregelen bij kopen en huren". Alle sprekers op één na roerden de hypotheekrenteaftrek aan, niet alleen omdat die aftrek zo gevoelig ligt maar ook omdat het onderwerp huren blijkbaar niks losmaakte bij de aanwezigen. Ik vond dat zeer verontrustend. Wat heeft een hurende kiezer dan van ons te verwachten? Wat zou een hurende kiezer van ons mogen verwachten?
Bijvoorbeeld dat we opkomen voor een huurwetgeving die voldoende bescherming biedt. Enige enige uitleg lijkt me nodig.
Begin jaren '90 kwamen corporaties los te staan van de rijksoverheid. Het werden zelfstandige, professionele organisaties. Dat leidde tot een serie golfbewegingen: gemeentelijke woningbedrijven werden afgestoten, woningbouwverenigingen werden stichtingen en stichtingen fuseerden. Het einde van de fusiegolf is nog niet in zicht. Intussen bundelden ook de huurders hun krachten en werden corporaties bij wet verplicht om hun huurdersorganisaties te betrekken bij zaken van beheer en beleid.
Door leningen en subsidies tegen elkaar weg te strepen werden de financiële banden met de rijksoverheid verbroken. Om toch voldoende eigen vermogen op te kunnen bouwen, kregen de corporaties twee belangrijke instrumenten aangereikt. Ze mochten een deel van hun woningvoorraad verkopen en ze mochten de huren harder laten stijgen dan de inflatie groeide.
Ons huurstelsel gaf hen de vrijbrief daarvoor. Elke woning wordt gewaardeerd in punten. Particuliere verhuurders vermenigvuldigden het puntentotaal met de maximaal door de wetgever toegestane en jaarlijks vastgestelde puntprijs om de huur te bepalen. Corporaties bepaalden daarentegen per woningcomplex een streefpuntprijs (Ergens in de buurt van 65% van de maximaal redelijke puntprijs) Puntentotaal x streefpuntprijs = streefhuur. Als de feitelijke huur daaronder lag, mochten de corporaties deze versneld naar het niveau van de streefhuur laten toegroeien. De corporaties zetten er stevig de pas in en bereikten in amper 10 jaar het niveau van de streefhuren. En passant raakten zij er chronisch aan gewend dat de belangrijkste inkomstenbron harder groeide dan inflatie. Maar de weerstand onder huurders groeide. Menige Nederlander die een redelijk doch bescheiden inkomen genoot en niet in aanmerking kwam voor huursubsidie kon zijn via de CAO vastgestelde loonsverhoging linea recta doorschuiven naar de verhuurder en moest dan nog constateren dat het ontoereikend was om de huurverhogingen bij te benen.
Inmiddels is een nieuwe huurwetgeving in de maak. Het zou rechtvaardig zijn als gewerkt wordt aan een stelsel dat garant staat voor een objectieve en controleerbare relatie tussen huurprijs en woningkwaliteit. Maar dat is niet het geval. Onder druk van de particuliere en sociale verhuurders wordt gezocht naar mogelijkheden om meer marktwerking te introduceren. Dat terwijl de sociale huursector er op de eerste plaats is voor mensen die aangewezen zijn op huurwoningen vanwege hun geringe inkomen of vanwege hun levensomstandigheden (gehandicapten, ouderen, woonwagenbewoners, zij die begeleid wonen behoeven, etc.) En dat terwijl er geen markt is. Alleen hierdoor kan ik verklaren dat in Gouda bijvoorbeeld de corporatie met het hoogste gemiddelde puntentotaal per woning de laagste gemiddelde puntprijs heeft en omgekeerd. Concreet: als je huurt bij Woonpartners Gouda dan is dat net zoiets als het kopen van klef fabrieksbrood tegen een prijs die de beste warme bakker van de stad - Het Volksbelang - nog niet vraagt.
Polderkolder
De Woonbond lijdt teveel aan polderkolder om voldoende weerstand te bieden. Dus de huurders zien de bui al hangen temeer daar in de politiek het huurbeleid alleen bij de SP breed leeft. Ik stel voor dat wij ten goede keren en doen wat mensen van ons verwachten: bescherming vragen voor hen die dat behoeven. Daarbij doen we er verstandig aan om rechtstreeks de samenwerking te zoeken met de huurdersorganisaties die er inmiddels in heel Nederland zijn. Het overleg met de corporaties en hun branche organisatie Aedes is natuurlijk altijd nuttig maar het is ook slim om de inzichten van huurders erbij te betrekken omdat zij vaak een compleet ander licht op de zaak werpen. Het is hoog tijd voor een herkenbaar en overtuigend PvdA plan, zeker als de lagere inkomens in de oude stadswijken bij een CDA-LPF-VVD regering straks van een koude kermis thuiskomen. Dan moeten wij klaarstaan.