Vrijheid, gelijkheid en broederschap
Socialisme & Democratie, nummer 6, 2013
Scheefwonen is een scheldwoord. Zelf huur ik al meer dan twintig jaar een woning in een van de armste buurten van Gouda terwijl ons huishoudinkomen inmiddels ruimschoots bovenmodaal ligt. De permanente aanwas van arbeidsmigranten en vluchtelingen heeft ertoe geleid dat ik een bonte mengelmoes aan buren heb. De meest kenmerkende buurtgenoten zijn de nazaten van voormalige trekarbeiders die hier een vaste stek gevonden hebben. In het begin was het over en weer wennen aan elkaar en toen mijn kinderen nog klein waren, was het heus niet eenvoudig om hier te gedijen. Nu wil ik liever niet meer weg. Als raadslid zet ik me graag in voor de leefbaarheid in mijn buurt en in ruil daarvoor houdt mijn buurt me bestuurlijk bij de les. Als het kon zou ik mijn huis kopen; dan was ik van het aanmatigende oordeel van sommige van mijn partijgenoten af. Helaas heeft mijn verhuurder mijn woning niet in de verkoop.
De kwestie zou makkelijk zijn op te lossen als het beginsel van inkomensafhankelijke woonlastenondersteuning minder knullig zou worden ingevuld. Bij een juiste toepassing ervan is de huurprijs van een huurwoning gekoppeld aan de kwaliteit ervan maar is niet gezegd, dat de prijs overeenkomt met wat de huurder betaalt. Bij een laag inkomen vult de overheid de betaling van de huurder aan middels het fiscale instrument van de huurtoeslag. Hiermee heft de overheid de spanning op tussen enerzijds een gezonde exploitatie van de woning en anderzijds de betaalbaarheid ervan.
In het geval van inkomensafhankelijke huren - het streven van dit kabinet - is de huurprijs van de woning losgekoppeld van de kwaliteit ervan en vastgemaakt aan het inkomen van de huurder. Daardoor valt voor verhuurders de prikkel weg om goed onderhoud te plegen of te investeren in duurzaamheid en leefbaarheid. Ze beuren immers toch wel. Bovendien zien we in de praktijk in rap tempo zwarte en witte, arme en rijke wijken ontstaan. Een huurder met een laag inkomen heeft zelf geen baat meer bij loonsverhoging en wordt tegengehouden in zijn wooncarrière omdat hij er niet voor kan sparen. Overigens wijzen recente woonlastenonderzoeken uit, dat de betaalbaarheid van het huren inmiddels fors onder druk staat wat erop duidt, dat de huidige berekening van de inkomensafhankelijke huren op verkeerde aannames is gestoeld.
Ook voor koopwoningen geldt dat de prijs ervan niet overeenkomt met wat je ervoor betaalt. Over de hypotheek moet immers rente betaald worden en die leidt ertoe dat het uiteindelijke bedrag dat de koper kwijt is aan zijn woning een veelvoud bedraagt van het bedrag dat de verkoper ontving. De overheid geeft ondersteuning middels het fiscale instrument van de hypotheekrenteaftrek en hier doet zich nu het eigenaardige verschijnsel voor, dat je des te meer ondersteuning ontvangt naarmate je rijker bent en je je een hogere hypotheek kunt veroorloven. Als er iemand een fiscale uitvreter is dan is het wel de rijke eigenaar. De sociaal-democratische ratio achter een jaarlijkse afbouw van de hypotheekrenteaftrek met 0,5 % versus een jaarlijkse huurverhoging van 4 % en hoger ontgaat mij daarom volledig. Laten we verstandig zijn en kiezen voor een integraal systeem van inkomensafhankelijke woonlastenondersteuning voor kopers en huurders waarbij boven nader vast te stellen plafonds voor koop- of huurprijs, inkomen en vermogen alle recht op woonlastenondersteuning komt te vervallen en daar beneden trapsgewijs de ondersteuning toeneemt.
Het is makkelijker gezegd dan gedaan want als je het goed doet moet er ten bate van de mensen met een laag inkomen ook nog rekening gehouden worden met de energielasten; maar laten we tenminste met elkaar afspreken dat dit een eerlijke ambitie is waarbij iedere woonconsument vrij is in zijn keuze en bovendien in zijn waarde wordt gelaten.